De plicht van de fokker

Column maart 2013

In deze periode van het jaar waarin de veulens geboren worden, zijn ook de hengstenkeuzes weer actueel. Aan menig keukentafel wordt in meer of mindere mate nagedacht over welke hengst(en) dit jaar de moeite waard zijn om te gebruiken. Fokken betekent in de basis niets anders dan doorgaan met het beste. 

Het ligt daarom voor de hand om bewezen hengsten te gebruiken of jonge hengsten met een hoge verwachtingswaarde. Maar is dat altijd de juiste keuze?

Doorgaan met het beste betekent ook dat van dieren met minder gewenste eigenschappen afscheid wordt genomen. Dit heeft onherroepelijk tot gevolg dat de genetische basis binnen een populatie steeds smaller wordt. En dat lijdt niet alleen bij een gesloten stamboek als het KFPS tot inteeltproblemen. Ook een open stamboek als het KWPN ziet haar genenpool versmallen, nu er bijna geen tuigpaard meer rondloopt zónder bloed van Cambridge-Cole of diens nazaten in de aderen en binnen de dressuurfokkerij de hengsten Jazz, Ferro en Krack C nadrukkelijk de overhand nemen. Binnen iedere fokkerij bestaat de kans dat de succesvolste verervers op termijn té veel invloed krijgen en daardoor slachtoffer worden van hun eigen succes. Het blijft dus schipperen tussen enerzijds kwaliteit en zekerheid met ‘traditioneel’ bloed of anderzijds wat meer risico nemen en op zoek gaan naar vrijere interessante bloedlijnen.

Het stamboek kan niet meer doen dan haar leden attenderen op inteelt en verwantschap en wat ruimer hengsten aankeuren. Voor wat betreft het laatste valt er nog winst te behalen. Maar het zijn de fokkers die de uiteindelijke beslissingen maken. Elke fokker heeft in principe de plicht om te zorgen voor een verantwoorde bloedopbouw van zijn fokproducten en op die manier een bijdrage te leveren aan een gezonde populatie. Niet denken “dat moeten anderen maar doen”, want als iedereen zo denkt loopt onze friezenfokkerij geheid een keer vast. Zie het als een uitdaging om met een wat minder voor de hand liggende hengst een goed veulen te fokken. Altijd maar kiezen voor bewezen hengsten is de weg van de minste weerstand. Van elke hengst komen goede en slechte nakomelingen. Maak van die wijsheid gebruik en kies op basis van je eigen fokdoel en een objectieve beoordeling van je merrie, de hengst met de gewenste eigenschappen. Laat je daarbij niet afschrikken door fokwaarden en levenstotalen van keuringsresultaten die op het eerste oog niet opvallend lijken. Sommige hengsten krijgen nu eenmaal weinig kansen, waardoor het appels met peren vergelijken is. Het is juist de kunst om met een minder opvallende hengst, de ‘grijze muis’ in het hengstenaanbod, succes te hebben. Dát onderscheidt de echte fokkers, om de kwaliteiten van een hengst te zien, die de meeste andere fokkers niet zien.

De grote verervers staan vanzelf op. De stempelhengsten die Preferent worden; zij dragen de fokkerij. Maar om het vlechtwerk van fokkerij verder uit te bouwen, hebben we de andere hengsten net zo hard nodig. Prikkel jezelf als fokker om eens van de gebaande paden af te wijken en op zoek te gaan naar een aparte combinatie. Vertrouw daarbij op de kwaliteit van de eigen merriestam. Juist met een sterke doorgefokte moederlijn is het de moeite waard om eens een hengst te gebruiken die wat op de achtergrond staat, maar zelf (of via zijn kinderen) wel goede dingen heeft laten zien. Als er dan een goed veulen geboren wordt, is het door het ‘vrije’ bloed extra interessant. En dan maakt het niet uit of het een merrieveulen is waar de stam mee voortgezet kan worden of een hengstveulen voor de opfok. Fokkerij is een proces van lange adem. Door verder te kijken dan vandaag en met behoud van kwaliteit een gokje te wagen, kunnen we voor de lange termijn de populatie gezond houden.

Ga terug